Van advocaat in New York naar chocolatier in Den Haag: Tlalit gooide het roer om
In dit artikel:
Tlalit ruilde een glansrijke loopbaan als advocaat in New York voor het ambacht van bonbonmaken. Na rechtenstudies aan Columbia en een baan bij een groot advocatenkantoor — inclusief een kantoor op Fifth Avenue en uitzicht op Central Park — voelde ze zich steeds meer opgesloten in het ritme van lange dagen, altijd bereikbaar zijn en werk dat vooral rijke bedrijven verder verrijkte. Toen het moederschap en de druk samenliepen, naderde ze een burn-out; de doorslag gaf de baan van haar man in Brussel, waardoor ze niet zomaar als advocaat verder kon.
In België raakte ze gefascineerd door de lokale chocoladiecultuur: ambachtelijke winkels waar je de maker aan het werk kon zien en waar de versheid en liefde voor het product duidelijk was. Dat leidde tot een omslag van passie naar vak: ze volgde opleidingen (onder andere een master Science of Education in Leuven), deed stages en vooral heel veel zelfstudie en thuisexperimenten met recepten. De route was niet zonder hobbels — zo moest ze zich in een Franstalige chocoladeschool staande zien als 36-jarige tussen twintigers en kreeg ze te maken met taalbarrières — maar praktisch oefenen bleek doorslaggevend. Wat begon met verkopen op een kerstmarkt groeide snel: bestellingen stroomden binnen en ze leverde aan bedrijven, scholen en horecazaken.
In 2021 verhuisde het gezin naar Den Haag en op haar gevoel startte ze daar haar eigen zaak: ADEA handcrafted chocolate, vernoemd naar de voorletters van haar vier kinderen (nu zeventien, vijftien, dertien en negen). Haar winkel heeft een raampje naar het atelier, bewust gekozen om klanten het maakproces te laten zien. Kwaliteit staat centraal: alleen pure ingrediënten, geen kleurstoffen, smaakversterkers, olie of gluten en relatief weinig suiker. Omdat cacao steeds duurder wordt, weigert ze concessies te doen aan het cacaogehalte, ook al levert dat soms kritiek op vanwege de prijzen. Haar filosofie is dat goede chocola subtiel moet zijn — een dunne buitenlaag die niet domineert en vullingen die qua textuur en smaak precies in balans zijn.
Waar ze aanvankelijk met twintig smaken begon, biedt ze nu meer dan vijftig varianten; persoonlijke favorieten zijn crème brûlée, yuzu en venkel. Haar kinderen fungeren als smaak- en gezondheidsgarderobe: alle lekkernijen moeten verantwoord genoeg zijn om aan hen te geven, en ze houdt harde regels aan (zoals maximaal twee bonbons per dag voor klanten en zichzelf). Praktisch betekent dat ook dat ze vaak proeft tijdens het maken, maar thuis geeft ze liever een chocolaatje dan een stuk taart.
De overstap van advocatuur naar chocolademaker heeft volgens Tlalit niet alleen een carrièremetamorfose betekend maar ook een levensverbetering. Waar haar juridische werk haar het gevoel gaf iets te doen voor machtige bedrijven, ervaart ze nu directe maatschappelijke waarde: kleine momenten van geluk bij klanten — van vroege forenzen die een bonbon ‘to go’ nemen tot een terminale man die met zijn zoon geniet van smaak — geven haar veel voldoening. De nieuwe onderneming maakte het ook mogelijk haar gezinsleven beter te combineren en heeft bijgedragen aan het herstel van haar huwelijk.
Kortom, Tlalit vond in België en Nederland een nieuw levensritme waarin vakmanschap, kwaliteit en menselijke verbinding samenkomen. Haar verhaal illustreert hoe iemand met een prestigieuze opleiding en een goedbetaalde baan bewust kan kiezen voor een ambachtelijke onderneming die meer zingeving en balans biedt, ondanks de financiële en praktische onzekerheden die zo’n overstap met zich meebrengt.