Mieke had neuskanker: "De opmerking van dat vriendje deed me de prothese dragen"

zaterdag, 13 september 2025 (10:37) - Libelle.nl

In dit artikel:

Mieke, een alleenstaande grootmoeder die eerder (2018) succesvol behandeld werd voor anuskanker, ontdekte in juli 2021 een bultje in haar neus. Na onderzoeken bleek het een plaveiselcelcarcinoom te zijn, losstaand van haar eerdere ziekte. Ondanks een korte reeks bestralingen keerde de tumor terug; in juni 2022 kreeg ze van het Antoni van Leeuwenhoek te horen dat de bestraling onvoldoende had gewerkt en dat een operatie met volledige verwijdering van de neus noodzakelijk was om genezing te bereiken. “Als ik wil blijven leven, móet ik dit doen,” schreef ze in haar dagboek, waarmee ze haar besluit om te opereren verwoordde.

De operatie, gepland voor september 2022, bleek deels succesvol: in plaats van de hele neus moest alleen de neusbrug en de rechterhelft worden verwijderd. Mieke hield een scheve, ingezakte neus over en kreeg advies over een kunstneus. Door corona bood het dragen van mondkapjes aanvankelijk enige privacy terwijl ze herstelde. In de maanden daarna kreeg ze steun van familie, een ‘neuzenmaatje’ — een man die hetzelfde traject had doorgemaakt — en een gezichtprotheticus, Shirley Bouman, die met veel vakmanschap een siliconen prothese maakte. Het proces omvatte uitgebreide opmetingen, fotodocumentatie en het gieten van een mal; kleur en huiddetails werden nauwkeurig nagebootst, met aangeven dat kleuren soms per seizoen verschillen. Omdat Mieke slechts gedeeltelijk geamputeerd is, wordt de prothese met huidlijm bevestigd; andere patiënten gebruiken vaak klik- of magneetsystemen.

Het emotionele verloop was wisselend. Mieke droeg de prothese maandenlang niet omdat die statisch bleef en niet meebeweegt met mimiek, wat haar onaangepast voelde. Een kwetsende opmerking aan haar kleinzoon — iemand noemde hem dat zijn oma “eng” was vanwege de neus — zorgde ervoor dat ze alsnog de prothese ging gebruiken, deels ook omdat ze haar kleinkinderen wilde beschermen tegen ongepaste reacties. Inmiddels draagt ze de prothese dagelijks maar beperkt haar sociale contacten; het aanbrengen blijft een gedoe en sociaal ongemak. Ze bespreekt het onderwerp vaak zelf als mensen het niet durven te vragen en ervaart dat de prothese bij bewegingen soms los kan voelen.

Medisch en praktisch gezien gaat het goed: er werden geen nieuwe kwaadaardige plekken meer gevonden en Mieke houdt het resultaat in stand met periodieke vervanging (meestal twee à drie protheses per jaar bij plakprotheses). De prothesemakers besteden aandacht aan poriën, vlekjes en haarvaatjes; het is ambachtswerk, waarbij neuzen en oren het meest worden gemaakt. Shirley benadrukt het menselijke aspect van het pasproces: patiënten zitten urenlang in gesprek, en dat contact gaat vaak verder dan de medische kant.

Het verhaal illustreert hoe een relatief klein tumortje ingrijpende gevolgen kan hebben voor identiteit, zelfbeeld en dagelijkse routines, en hoe technische vakkennis en sociaal-emotionele steun elkaar nodig hebben om mensen in zo’n traject weer richting ‘normaal’ te helpen. Mieke ervaart verbetering en stabiliteit, maar blijft bewust van de blijvende impact die de afwezige neus op haar gezicht en sociale leven heeft.