Heb je niets met groepjes? Dan zou je wel eens een 'otrovert' kunnen zijn

zondag, 14 september 2025 (14:37) - Libelle.nl

In dit artikel:

De Amerikaanse psychiater dr. Rami Kaminski introduceerde de term "otrovert" voor mensen die zich niet op hun plek voelen in groepen, en die zich daardoor onderscheiden van klassieke introverten en extraverten. Waar introverten hun energie halen uit alleen-zijn en extraverten juist opladen van groepscontacten, geven otroverten de voorkeur aan intense één-op-één-relaties en vermijden ze gedeelde rituelen, groepsactiviteiten en teamgerichte omgevingen.

Kenmerken van otroverten zijn onder meer: een afkeer van teamsport en groepswerk, ongemak bij sociale of religieuze rituelen, de neiging om op feestjes één diep gesprek te voeren in plaats van met velen oppervlakkig te praten, en het ervaren van een blijvend gevoel van buitenstaander zijn. Kaminski vergelijkt hun ontbrekende vermogen om zich emotioneel aan een groep te binden met een soort uitgeschakelde "Bluetoothfunctie". Dat merk je vaak al in de tienerjaren, wanneer groepsdruk en het gevoel er niet bij te horen extra zwaar kunnen wegen.

Toch zijn otroverten doorgaans niet asociaal; ze kunnen warm en loyaal zijn, maar kiezen bewust voor onafhankelijkheid en diepe individuele contacten. Kaminski ziet dit als een kracht: omdat zij minder door groepsnormen worden geleid, zijn ze vaak creatiever en onconventioneel. Historische voorbeelden die in het stuk genoemd worden zijn Albert Einstein, Frida Kahlo, George Orwell, Franz Kafka en Virginia Woolf — figuren die origineel dachten en hun eigen weg volgden.

Belangrijk om te weten is dat "otrovert" geen klinische diagnose is maar een nieuw begrip om een bepaald sociaal voorkeurspatroon te beschrijven. Wie zich hierin herkent, kan leren omgaan met het gevoel van buitenstaander-zijn en zo profiteren van minder groepsdruk en meer vrijheid. Tot slot wijst het artikel erop dat veel piekeren schadelijk kan zijn voor de hersenen (onder meer minder verbindingen en een kleinere hippocampus), maar dat er ook middelen en inzichten bestaan om dat te verminderen — zoals toegelicht door klinisch neuropsycholoog Charlotte Sleurs in een aflevering van Legt Uit van de Universiteit van Nederland.