Exclusief interview met Astrid Holleeder: "Ik voel dat ik mijn broer nog steeds wil beschermen"
In dit artikel:
Willem Holleeder kreeg na jarenlange processen een levenslange gevangenisstraf voor minstens vijf moorden; zijn zus Astrid sprak in 2019 kort na die uitspraak over de impact op haar en het gezin. Zij schreef tijdens het proces het boek Familiegeheimen (proces startte februari 2018) om grip te krijgen op haar gevoelens, de veranderende rollen binnen de familie en de jarenlange psychische schade. In het gesprek legt ze uit dat therapie haar hielp begrijpelijk maken wat zelfzorg betekent: jezelf geven wat je als kind ontbeerde.
Astrid beschrijft een kindertijd onder een gewelddadige vader en een machteloze moeder, en vier kinderen die ieder op eigen wijze met die angst omgingen. Willem groeide uit tot de dominante, angstwekkende figuur; die dynamiek verklaart deels waarom familieleden elkaar jarenlang dekmantel boden en meeprofiteerden van zijn criminele activiteiten. Astrid erkent dat ze wist van overvallen en dat ze werkte in onderdelen van zijn seksimperium dat met opbrengsten van de Heineken‑ontvoering was opgebouwd; loyaliteit en uitsluiting van de buitenwereld maakten afstand nemen destijds moeilijk.
Als getuige in de rechtszaal ervoer ze de procedure als een juridisch steekspel: je mag alleen reageren op vragen, terwijl de verdachte kan zwijgen of liegen. Dat frustreerde haar en leidde er volgens haar toe dat ze bij bijna alle verhoren haar zelfbeheersing verloor. Kleine opmerkingen lieten haar meteen terugvallen in oude herinneringen; de lichtvoetige toon op banden met haar broer zag ze als deel van zijn terreur, niet als onschuldige gezelligheid.
Over de straf zelf is ze ambivalent: ze zegt dat de familie heeft gedaan wat nodig was en dat haar broer ontmaskerd is, maar voegt toe dat levenslang “onmenselijk” voelt en dat zijn veroordeling de band en het machtsverhaal niet ineens oplost. Ze vreest wraak—zij staat naar eigen zeggen nog steeds hoog op zijn lijst—maar wil niet langer leven in angst en wil weer “léven”.
Astrid probeert tegelijk afstand en mededogen te houden. Ze gelooft niet dat Willem spijt zal tonen; volgens haar is hij niet in staat tot echte zelfreflectie, houdt de wereld scherp verdeeld in vrienden en vijanden en beschermt zo een beschadigd innerlijk. Tegelijk voelt zij medelijden: achter het kwaad ziet ze een kwetsbaar, kapot geworden kind. Het boek en de therapie zijn voor haar middelen om die dubbele positie—slachtoffer én medeplichtige, beschermende zus én getuige—te verwerken en een eigen leven op te bouwen.